|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Franck |
Jef |
Ingele |
Julie |
Eva |
Ronald |
Jan
& Greta |
Michel |
Sumitra |
Jessy |
|
Hieronder
tref je een aantal verhalen aan van hersentumorpatiënten
en/of hun naasten. Eén zaak zal je zeker merken: er
zijn geen twee identieke verhalen. Elke lotgenoot heeft
een eigen ziektebeeld, behandeling en manier van omgaan
met een hersentumor. Ook partners van lotgenoten komen
aan het woord. Ook zij zijn zeer zwaar getroffen. Indien
je zelf je verhaal op onze site wil gepubliceerd zien
kan je contact met ons opnemen via info@wg-hersentumoren.be
.
Frank
Gedurende het voorjaar 1997 had ik last van ochtendmisselijkheid,
zweten en één keer een bewustzijnsvermindering. De symptomen
weet ik aan beroepsstress, er was namelijk een begin
van brand geweest in de stookruimte en ik had om twee
uur ‘s nachts zeventig personen moeten evacueren naar
een ander gebouw. Bovendien waren er spanningen door
een inkrimping van de budgetten, waardoor personeelsafvloeiingen
onvermijdelijk werden. In de zomer zou ik een rustige
vakantie nemen, niet te veel hooi op de vork, en ik
zou mijn evenwicht wel terugvinden, dacht ik...
Op terugreis van Normandië, in de haven van Duinkerke,
kreeg ik op 7 augustus plots en zonder waarschuwing
een epileptische aanval. Het focaal insult begon aan
de rechter schouder en nek en veralgemeende vlug tot
een "grand mal". Enkele dagen later beleefde ik een
veel zwaarder insult en belandde in een "status epilepticus",
waarbij de ene aanval onmiddellijk overgaat in de volgende.
Een levensbedreigende situatie.
Op vrijdag 15 augustus bracht ik een bezoek aan een
oncoloog in een groot ziekenhuis in Antwerpen. Deze
besloot me op te nemen in de afdeling neurologie. Op
maandag werd een MRI-scan van mijn hersenen genomen.
Hierop was duidelijk een gezwel te zien, aan drie zijden
ingekapseld in een oedeem, aan de vierde zijde kon men
een beginnende invasie van gezond weefsel erkennen.
Er volgde een lange reeks onderzoeken naar eventuele
andere kankerhaarden. Er waren er geen. Het ging dus
om een primaire tumor van het hersenweefsel.
Een week later, op 3 september, werd mijn schedel door
de neurochirurg geopend en werd de tumor verwijderd.
Ik had geluk: de tumor zat op een goed toegankelijke
plaats, links hoog pariëtaal. Tijdens de tumorectomie
heeft men actief gebruik gemaakt van mijn reacties,
ik was dus niet meer verdoofd, maar daarvan herinner
ik mij niets. De operatie duurde zeven uur. Bij het
ontwaken moest ik armen en benen bewegen. De chirurg
voerde een aantal tests uit. Alles was in orde, zij
het dat ik moeite had met bewegingen van de rechter
lichaamshelft. De operatie had dus geen grote of definitieve
schade veroorzaakt.
Corinne, moreel consulente, brengt me een heel kort
bezoek en stelt me gerust.
Enkele dagen later volgde het verslag van de patholoog.
Het betrof een astrocytoom van de derde graad, in de
overgang naar graad vier, ook glioblastoom genoemd.
Anders gezegd: de tumor was uitermate kwaadaardig.
Hierop volgde een herstelperiode van enkele weken. Daarna
werd de aangetaste zone bestraald gedurende dertig sessies
verspreid over zes weken.
In aanmerking nemende dat er hoegenaamd geen garantie
is bij een hooggradig astrocytoom dat alle kankercellen
verwijderd zijn besloot ik in samenspraak met mijn chirurg
ook deel te nemen aan een experimenteel programma. Vanwege
de bloed-hersenbarrierre die vreemde stoffen in hoge
mate wegfiltert kreeg ik een zeer hoge dosis toegediend
van het anti-hormoon tamoxifen. Dit ter voorkoming van
een recidief. Nu, negen jaar later, neem ik het medicament
nog steeds, en er is geen sprake van recidief of vorming
van een nieuwe tumor. Zonder nabehandeling is dit bij
hooggradige hersentumoren wel vaak het geval.
Ik had het geluk behandeld te worden door een uitermate
competent team van artsen en paramedici. Ik durf te
stellen dat de opvang en begeleiding door de laatste
groep even belangrijk is als de zuiver medische ingrepen,
al zijn deze natuurlijk een voorwaarde om de ziekte
in goede omstandigheden te overleven. Ook de morele
en psychosociale begeleiding heb ik als zeer waardevol
ervaren. Het feit dat mijn omgeving me niet heeft laten
vallen gedurende deze moeilijke periode is ook van essentieel
belang geweest.
De lichte verlammingsverschijnselen in mijn rechter
lichaamshelft zijn volledig verdwenen na kinesitherapeutische
behandeling. Ik blijf wel epilepticus en dit wordt veroorzaakt
door het blijvend litteken in mijn hersenen. Maar de
epilepsie is volledig onder controle door het permanent
innemen van medicatie. Ik heb ook lichte concentratiestoornissen
en kan mijn aandacht niet lang bij dezelfde activiteit
houden. Autorijden of fietsen kan ik niet meer.
Sociaal is alles minder vlot verlopen. De bestuursfunctie
die ik bij de overheid had kon ik niet meer aan. De
stress deed me in epileptische toestanden belanden.
Ook is het niet vanzelfsprekend om na drie jaar afwezigheid
de draad weer op te nemen. Je bent het niet meer gewend,
maar ondertussen is je plaats ook ingenomen door iemand
anders...
Na twee pogingen het werk te hervatten ben ik voortijdig
gepensioneerd om gezondheidsredenen. Dit heeft een halvering
van mijn inkomsten tot gevolg, maar mijn gezin komt
gelukkig niets te kort, hoewel de aanpassing natuurlijk
niet eenvoudig was.
Ik ben nu een gelukkige jonggepensioneerde die geniet
van het samenzijn met vrouw en dochter. En, ik ben nog
tot veel dingen in staat!
Een uitvoerig verslag kan U gratis bestellen via ons
e-mail adres: info@wg-hersentumoren.be
Het wordt U dan via elektronische weg bezorgd.
Jef
Juli 2005. Zoals de laatste 20 jaar zijn we weer met
velen samen op vakantie: mijn vrouw en ik, de 2 dochters
en schoonzoons, de 4 kleinkinderen en onze vrienden-familieleden,
want onze vrouwen zijn nichtjes. We zitten met zijn
allen in één grote vakantiewoning en iedereen stelt
dan ook vast dat ik voortdurend zit te kuchen of zelfs
serieuze hoestbuien heb. Aangezien ik rook van tijdens
mijn legerdienst (1968) is dat voor mezelf niet alarmerend
zolang ik een serieuze longinhoud heb. Ik was nog altijd
in staat om het zwemdok onder water over te zwemmen.
Voor iedereen, maar niet voor mezelf, was het opgevallen
dat ik minder actief was. Toch hebben ze me overtuigd
om bij thuiskomst onmiddellijk de huisarts te raadplegen.
Op terugreis naar huis (23 juli) kregen we het bericht
dat mijn vader een herseninfarct had gemaakt. We waren
toen nog meer dan 500 km van huis, maar het was voorlopig
geen levensbedreigende situatie, zodat we toch nog overnacht
hebben in het gereserveerde hotelletje.
Op 25 - of was het 26 - juli stonden we bij de huisarts
die ons doorverwees naar het ziekenhuis voor een radiologie.
Bij controle ervan zond hij ons door naar een pneumoloog
(longspecialist) waar we gelukkig twee dagen later terecht
konden. Hij zag blijkbaar iets alarmerends in de radiologie
en liet me opnemen voor meerdere tests. We hebben zelf
aangedrongen om klaar en duidelijke taal te gebruiken.
Die houding hebben we ook naar onze kinderen en kleinkinderen
gehanteerd en is nog steeds geldig.
Na een tweetal dagen was het duidelijk: longkanker.
Een PET-scan was nog noodzakelijk om vast te stellen
of elders in mijn lichaam ook kanker kon vastgesteld
worden. Indien niet, zou een operatie de aangewezen
methode zijn. Anders zou het een combinatie van operatie
en chemotherapie en/of bestraling worden. Er werd uiteindelijk
geen andere kanker vastgesteld zodat de operatie (de
volledige wegname van de linkerlong) gepland werd voor
18 augustus.
Spijtig genoeg is mijn vader op 13 augustus overleden
en heeft het ziekenhuis mijn operatie moeten herplannen
voor 23 augustus omdat de begrafenis op 18 augustus
voorzien was.
Het moeilijkste in de hele situatie was dat ik amper
mijn broers en zussen heb kunnen verwittigen wat mij
te wachten stond omdat ik niemand extra wilde belasten.
Een verblijf van 7 dagen op intensieve en 10 dagen op
een gewone kamer bleken voldoende om naar huis gezonden
te worden.
Ondertussen stelde de pneumoloog in samenspraak met
zijn collega’s voor om na een aantal weken revalidatie
een chemotherapie te volgen van september 2005 tot januari
2006. Het doel was om preventief te werken door éénmaal
per week een chemokuur te ondergaan om te beletten dat
uitzaaiingen in andere lichaamsdelen zouden voorkomen.
Deze kuur hebben we "in dank" aanvaard.
Die therapie is zeker geen pretje en ik heb er heel
wat nevenwerkingen van ervaren: vermoeidheid, smaakverlies,
maagproblemen, maar in vergelijking met lotgenoten die
ik wekelijks ontmoette in de dagkliniek was het fysiek
nog draagbaar. Psychologisch was het veel moeilijker
om te dragen. Toch was ik enorm opgelucht dat ik eind
januari 2006 mocht stoppen met de kuur en ik herstelde
fysiek tamelijk snel en de controlebezoeken tussen februari
en juli waren telkens positief. Eind juni was ik zelfs
in staat om terug 20 tot 25 km te fietsen of 12 km te
wandelen.
Eén mededeling van mijn pneumoloog moet ik volledig
uit het oog verloren zijn. Ik heb op alle mogelijke
vragen een antwoord gekregen, maar ik was totaal uit
het oog verloren dat vanwege de zogenaamde bloed-hersenbarrière
heel wat stoffen weg gefilterd werden voor de hersenen.
De stoffen die in mijn chemotherapie gebruikt worden
horen daarbij. Dat zal me zuur opbreken in juli 2006.
We zijn in juli 2006, voor het eerst in twintig jaar,
op vakantie met de 4 oudjes. Tijdens de vakantie gebeuren
er rare dingen die wel opvallen bij mijn vrouw en onze
vrienden, maar niet bij mezelf.
Mijn oriëntatievermogen is normaal prima, maar nu rijd
ik verloren naar een bestemming op 20 km, waar ik de
dag eerder nog geweest ben. Ik loop tegen stoefels en
tafels. Ik beweer dat de wagen stuk is omdat ik hem
maar niet in achteruit kan krijgen. Ik ben zeer vermoeid
zodat ik veel slaap overdag en ‘s nachts. Ik besluit
mij niet te verzetten als mijn vrouw chauffeur wil zijn
voor de terugkeer. Ik blijk voortdurend angst te hebben
dat ze te dicht bij andere wagens rijdt, of weer de
verkeerde beslissing neemt (te traag of te snel, voorbijsteken
of niet).
Thuis wil ik wat bankuittreksels nakijken op de PC,
maar kan me de PIN-code van mijn bankkaart niet meer
herinneren. Ook de telefoonnummers van mijn dochters
zijn totaal uit mijn geheugen gewist.
We kunnen al op maandag een afspraak met de pneumoloog
maken omdat er één is weggevallen. Die laat me allerlei
eenvoudige tests doen inclusief een onderzoek van mijn
longen. Mijn longinhoud is sinds de operatie nooit groter
geweest, want ik heb nu 60 % in vergelijking met de
situatie dat ik nog twee longen had. 10 % meer dan je
zou verwachten.
De tests die die niet met mijn longen te maken hebben
vragen echter om meer onderzoek en een MRI-scan is nodig.
Die wordt met de neuroloog onderzocht en het verdict
slaat op 2 augustus in als een bom: 2 tumoren in de
hersenen. Patiënten die een longkanker ondergingen blijken
een belangrijke kans te hebben om nadien hersenkanker
mee te maken, een zogenaamde secundaire hersentumor.
De preventieve chemokuur is dus niet door de bloed-hersenbarrière
geraakt. En de tumoren drukken op de hersenen. Vandaar
die gekke reacties. Ik krijg onmiddellijk medicatie
voorgeschreven om de oedemen te verkleinen en ook tegen
epilepsie. Na enkele dagen verdwijnen de zwaarste symptomen,
en kan ik min of meer normaal functioneren.
Nu gaat alles in sneltempo. Een PET-scan moet duidelijk
maken of er nog andere uitzaaiingen zijn, en zoniet
word ik op 11 augustus geopereerd.
Ik kan inderdaad op de geplande datum de operatie ondergaan.
Mijn schedel wordt door de neurochirurg geopend en de
tumoren worden verwijderd. Ik had geluk: de tumoren
zaten op een goed toegankelijke plaats. De operatie
duurde weer 4 uur, inclusief de voorbereiding en het
ontwaken. Bij het ontwaken moest ik armen en benen bewegen.
De chirurg voerde een aantal tests uit en ik moest ook
antwoorden op een aantal vragen. Alles was in orde.
De operatie had dus tot op dat punt geen grote of definitieve
schade veroorzaakt. Ik heb deze operatie trouwens als
veel minder bedreigend ervaren dan de longoperatie.
Deze tweede aanval van kanker is psychologisch veel
zwaarder aangekomen dan de eerste. Weer met je vrouw
de eerste klap opvangen en weer de kinderen informeren.
Moeder, broers en zussen nog eens informeren.
Er is heel wat leed geleden in deze korte periode. Gelukkig
is mijn ziekte altijd een bespreekbaar thema geweest
in de familie. Een oom, een tante, mijn oudste zus,
een neef, ze zijn allen aan één of andere kanker gestorven.
Een oom heeft vorig jaar in dezelfde periode als ik
gevochten tegen darmkanker en vecht nu samen met mij
tegen longkanker. Ik heb wel geleerd dat in veel families
kanker geen bespreekbaar thema is. We hebben dit keer
vanaf de eerste dag beroep gedaan op psychologische
hulp en dat heeft echt wel geholpen.
Tien dagen na de operatie word ik ontslagen en hierop
volgde een herstelperiode van enkele dagen. Ik blijk
telkens snel fysiek te recupereren. Daarna werd de aangetaste
zone bestraald gedurende 13 sessies verspreid over 3
weken.
Deze nabestraling heeft weer een preventief doel: de
kankercellen die niet operatief verwijderd zijn omdat
ze onzichtbaar waren toch uitschakelen. De bestraling
heb ik als minder zwaar ervaren dan de chemokuur. Ze
was weliswaar beperkt tot slechts 13 bestralingen: 10
op de ganse schedel en 3 gefocust op de plaats waar
de tumoren zaten. Als nevenwerkingen voel ik een permanente
moeheid. Het is niet ongewoon dat ik twee tot drie keer
per dag in slaap val en dat heeft geen invloed op mijn
nachtrust. De verwachte hoofdpijn is op één dag na helemaal
weggebleven. De haaruitval, die me gegarandeerd werd
door het medisch team, is slechts beginnen optreden
na de laatste bestraling. We hebben er korte metten
mee gemaakt en er zelf de tondeuse ingezet: het is veel
hygiënischer een kale knikker te hebben dan voortdurend
haren te vinden in huis. Als man is dat natuurlijk gemakkelijker
praten dan als vrouw.
Ik ben zojuist op mijn eerste controlebezoek gegaan
en moet slechts binnen 2 maanden terugkeren, tenzij
ikzelf ongewone vaststellingen zou doen. Mijn medicatie
is teruggebracht tot preventieve medicatie tegen vallende
ziekte. Elke hersenpatiënt is volgens mijn arts voor
de rest van zijn leven een epilepsiepatiënt, maar daar
kan ik best mee leven. De gevolgen hiervan? Alcohol
drinken kan, maar met mate. Stress vermijden zal ook
wel gaan, en autorijden mag nog, maar niet voor lange
trajecten.
Alle behandelingen heb ik ondergaan in het H.-Hartziekenhuis
van Lier en in St.-Maarten in Duffel. Ik kan enkel mijn
dankbaarheid uiten naar het ganse team van artsen en
paramedici. Ik durf te stellen dat de opvang en begeleiding
door de laatste groep even belangrijk is als de zuiver
medische ingrepen, al zijn deze natuurlijk een voorwaarde
om de ziekte in goede omstandigheden te overleven. Ook
de morele en psychosociale begeleiding heb ik als zeer
waardevol ervaren. Het feit dat mijn omgeving me niet
heeft laten vallen gedurende deze moeilijke periode
is ook van essentieel belang geweest.
Ik heb me erbij kunnen neerleggen dat ik waarschijnlijk
niet meer zal kunnen werken. In februari word ik 60
en in september 2006 heb ik 40 jaar carrière. Ik zou,
indien ik verplicht werd, op vervroegd pensioen kunnen
gaan. Gelukkig heb ik jarenlang premies betaald voor
extra medische verzekeringen. Dat maakt alleszins die
kant van de ziekte heel wat draagbaarder.
Ik heb ervaren dat mijn openheid ook naar de buitenwereld
geholpen heeft. Mensen uit de straat, de buurt, het
dorp weten dat ik kanker heb en dat ze er gerust met
me over kunnen praten. Sommigen zijn echter niet in
staat om dat te doen, maar dat aanvaard ik dan maar.
Ik ben nu een niet-ongelukkige kankerpatiënt die geniet
van het samenzijn met vrouw, 2 dochters, de schoonzoons
en de 4 kleinkinderen. Ik besef dat ik op een trager
ritme leef, maar ik ben nog tot veel dingen in staat
!
September 2007: de hersenoperatie is nu 14 maanden geleden.
Het heeft toch 12 maanden geduurd vooraleer ik de gevolgen
van de operatie uit mijn lichaam voelde gaan. Ik slaap,
in vergelijking met de eerste maanden, veel minder gedurende
de dag: een middagdutje van 1,5 uur is nu voldoende
om te recupereren en de dag door te komen. Ik kan zelfs
al een dag overslaan. Toch heb ik nog altijd behoefte
aan 10 à 11 uur slaap, maar wie stoor ik daarmee?
Als het weer het toelaat ben ik wat met lichte tuinkarweitjes
bezig of doe ik een fikse wandeling van enkele kilometer.
Ik heb in het dorp of in de nabije dorpen voldoende
familieleden waar ik langs kan gaan om even uit te blazen.
Wel voel ik me alleen veilig met mijn wandelstokken
(nordic walking) want mijn bloeddruk blijft te laag
en een epilepsieaanval kan altijd optreden. Dat is de
enige medicatie die ik nog neem: voor mijn bloeddruk
en tegen epilepsie. Ik ga ook nooit van huis zonder
mijn gsm en mijn vrouw weet altijd langs welke (binnen)wegen
ik zal gaan. Is alles dan koek en ei? Neen! Mijn geheugen
is een zeef. Vooral het recente verleden is dikwijls
een onbeschreven bladzijde: ik herinner me soms zeer
weinig van de laatste week of maand, maar is het vele
maanden of zelfs jaren geleden, dan weet ik me alle
details te herinneren. Dit is niet altijd prettig, maar
er valt toch best mee te leven. Men zegt toch: "Als
men iets vergeet, dan was het niet belangrijk genoeg."
Ik probeer ook me opnieuw te integreren in het lokale
leven: ik ben "leesvader" geworden in de school van
mijn kleinkinderen. Alles wat mijn geest actief houdt
blijft me interesseren.
Van die tumoren blijk ik (voorlopig?) geen last meer
te hebben. De onderzoeken bij de specialisten gebeuren
intussen met veel grotere tussenperioden, om de 6 maanden
voor mijn hersenen, en om de 3 maanden voor mijn longen.
In het begin was dat om de maand voor beide. Ik kan
iedereen die met dezelfde problemen geconfronteerd wordt
aanraden zoveel mogelijk actief te blijven, zowel fysiek
als geestelijk. Ik ben ziek, maar door actief te blijven
kan ik er best mee leven, zelfs al is mijn ziekte geen
griepje of tandpijn.
Soms vloeien de tranen ook bij mij, maar door het contact
met mijn kleinkinderen en hun klasgenootjes als "leesvader"
voel ik dat ik nog belangrijke bijdragen kan leveren
aan hen, hun school en hun ouders.
Ingele
Speech of Ingele at the Awareness day of the European
Federation of Neurological Associations – EFNA - on
24.08.2007 in Brussels
My name is Ingele. I am a brain tumour patient.
When asked to give a speech on this occasion, I felt
uneasy at first. I did not consider myself a chronic
patient - let alone, a patient with a neurodegenerative
disorder. This however changed after reading my own
medical history.
It took a long look at my life and to my sad surprise
I saw that I do belong there.
Giving this speech here today allows me to face my own
shortcomings once again. It helps me to understand and
accept them better.
Allow me to explain to you how my life changed after
having a brain tumour. I am sure you will all agree
that many of the problems I face in everyday life are
very much like yours. I am convinced however that there
are differences too.
The one challenge we all share is that our life has
drastically changed after having a brain tumour and
we each have to find our own way with that, with or
sometimes without the help of our family. We all need
help, sooner or later and that is something we had not
counted on. This help is absolutely necessary to survive
in our sometimes hostile environment.
Even if there is some amount of awareness, the extent
of it will never be large enough to meet all of our
needs, therefore it is up to us, individuals, to learn
how to cope and communicate our difficulties. Whether
we like it or not.
Allow me to introduce myself.
I used to be a general practice doctor. To me that was
not just a job, it was my calling. Owning my own practice
was the result of much study and perseverance. Not to
say the least: it was a dream come true. I loved every
minute of it.
After starting the practice it was my husband who took
most of the motherly tasks to his account. He nursed
the children and was always there to tend to their needs.
Furthermore, he took care of our farm. We had a very
busy and demanding life, but we loved it.
After giving birth to my second child I was not able
to shake my tiredness. I related it to being overworked
and tried not to worry too much. But after a while,
I had to spend the whole weekend in bed in order to
recover from my work during weekdays. Besides tiredness,
I had a number of symptoms - all very vague and by themselves
almost meaningless.
Eventually I did get worried and asked several colleagues
for advise. We all made the same mistake and diagnosed
it as a modern-age disease all very well known to you:
Burn Out.
One day my vague headache worsened and it felt like
a fire burning in my head. The pain was consuming me.
It was eating me alive. I started vomiting and feeling
very sick and deadly tired. Every physical step I took
hurt.
Instead of panicking I arranged a CT scan of my head.
I wanted to take matters into my own hands. I do recall
the receptionist saying: here, here, another doctor
who thinks she has a brain tumour. I was appaled. The
doctors told me very bluntly: you have a brain tumour
the size of a small orange. Lightning struck.
The whole room was spinning. A whole array of feelings
hit me at once. Disbelief, fear, sorrow... I was not
able to think straight. Clearly, I was in shock.
Chris, Ingeles husband:
"My wife was waiting for me in the kitchen. It was a
normal working day. I knew something was wrong. Seriously
wrong. She told me she had a brain tumour. It was big,
very big. It was to be examined further, but it did
not look very good. She said something very strange:
the chances of us resuming our lives and going back
to normal are very slim. If I survive this, I will probably
not be able to work in my practice again. Whatever the
outcome, my mental capabilities will be diminished severely.
We will probably have to throw our lives around.
I kept saying: don’t worry, we will cross that bridge
when we come to it, but she wouldn’t listen to me. She
had written her goodbyes and planned everything before
she went into surgery. If she did not make it back,
OK, we would have made our peace with it. We had very
meaningful conversations day after day - talking and
encouraging one another. Both Ingele and I believed
in a good ending of this life-threatening situation.
We grew very close. We asked for a second opinion in
a larger medical facility. Somehow they were better
listeners and gave us greater confidence in a good outcome.
We decided to be treated there. After further refining
the diagnosis by using modern techniques like functional
MRI and PET scan the course of action was plotted. Ingele
was wheeled into the operating room on the First of
March 2004. Three weeks after the initial discovery,
I went home to tend to the animals on our farm. I returned
late in the afternoon with Ingeles father and together
we waited. It was the longest wait of my life. The surgeon
said everything went well. I was allowed to see her.
She said hello just once and then closed her eyes. I
was relieved. The following day week she did not wake
up. She was kept in ICU. From now on we had to wait
and see. But miracles do happen. She left the hospital
in the care of her parents after three weeks. We all
decided on a revalidation centre close to home. Dear
friends took care of our children on weekdays and our
parents looked after them during the weekend. They slept
in their own beds every night. We tried to give them
as much stability as possible."
Ingele:
"After arriving at the centre, reality hit me. They
asked me to fill-in some forms and write my name on
a peace of paper. I was unable to do so; I could not
write anymore. I had forgotten how. I was shocked. I
panicked and started crying. This was the first time
that I lost fate in a good ending. Somehow, I wanted
more than just survival; I wanted to have all my abilities.
I then realized that this might not be the case. This
is when all the really hard work started. Training phisically
and mentally, day after day, non-stop. Learning right
from left, up from under. I wanted so much; I was not
a very patient patient. I wanted to feel the right side
of my body again and be able to remember my thoughts
and act on them, I wanted to be able to do things myself
and not have them done for me. I stayed in the centre
for nine months." Chris: "When Ingele came home her
short-term memory was very badly impaired; it still
is. This means that half of the time she starts a new
task, turns around, starts a different task, forgets
all about that too and does something new again. At
the end of the day, little was finished. In the beginning
she always blamed me. Fortunately she would consequently
forget why she was angry with me, so we could start
all over again. Probably fifty times. It was hard on
her and hard on me."
Chris:
"We now have found our little escape mechanisms. Whenever
we need to ask each other something we try to write
it down. As long as she can accept her shortcomings,
so can I. By accepting them, she now is able to accept
help. That makes our life much more comfortable. We
both believe that things are only disappointing as we
percieve them. So, we try not to be bothered too much.
We have also learned not to value other people’s opinions
too highly. Most of them do not understand our situation
and even if they do, they still misinterpret it most
of the times. Ingele finds it difficult to ignore other
people’s opinions. I find it a necessity."
Ingele:
"In the beginning I looked for a reason. A deeper reason
for all the misfortune that makes life hard and sometimes
plain miserable. Little by little I have become convinced
that there is no such reason. No reason whatsoever can
explain why illnesses or bad fortune happen to people.
They just happen. For no reason. I also used to think
life was about fulfilling one’s dreams. I now think
differently. To me life is about being content with
whatever is handed to you. Day by day and moment by
moment. It did hurt to let go of my childhood dream
- the one of being a doctor. A good psychologist helped
me realize that it was more about helping people than
being a medicine-woman. Fortunately helping people comes
from the heart and not from the head. In order to be
able to help other people again, I have to accept myself
as I am, not as the person I used to be or as the person
I would like to be. This is only possible if I live
in the present (the "now" moment). Living in the future
is of no use since that future is too unpredictable.
Living in the past is of no use to me either - it is
too painful and it is something that can never be regained.
Some friends and colleagues do not understand. They
know me as a very driven person and I feel that they
think I am giving up on myself. I am merely trying to
be happy. I understand that people can make different
choices. Allow me to make mine. Life is there for people
to live to the fullest. With or without disabilities.
I can only feel alive if I find something useful to
do. My definition of usefulness has changed, though.
I know I do not need to practice as a physician to be
or to feel useful. I try to be content as a mother,
or a partner, or a listening ear, for that matter. I
am grateful that I can contribute in other ways. I practice
at being content at that too. Living with a body or
mind that fails you when you when you so desperately
need it takes a lot of courage and patience of those
close to you. I would like to use this opportunity to
thank all the people who are kind enough to care for
me and support me. THANK YOU! Life is all about making
choices. These differ for each and every one of us.
We make different kinds of choices that allow you to
be happy and content with the life you are leading,
in spite of all the difficulties. Thank you for listening
and good luck to you all. Brussels, 24.08.2007 EFNA
Awareness-day on chronic and neurodegenerative disorders
Julie
In de zomer van 1989 begon het verdriet van mijn ouders
en van mezelf. Ik was 6 jaar oud. In juni werd ik ziek.
Ik voelde mij niet goed en ik gaf over van ‘s morgens
tot ‘s avonds. Ik kon geen eten zien of ruiken of ik
gaf over. Mijn ouders hebben twee maanden met mij rondgelopen
van dokter naar dokter. Maar niemand wist wat er met
mij aan de hand was. Mijn kinderarts zij tegen mijn
ouders: "Ga met haar op vakantie, het zal haar goed
doen." We gingen op vakantie naar Menorca, maar het
heeft me geen deugd gedaan. Ik werd alleen maar zieker.
Ik was enorm verzwakt en vermagerd en woog nog maar
17 kg. Van de ene dag op de andere ging ik plots scheel
kijken. Mijn ouders zijn dan met mij naar de oogarts
gegaan. Die heeft er een collega bijgehaald die nog
dieper in mijn ogen kon kijken. Zij raadde mijn ouders
aan om met mij naar een neurologe te gaan.
We zijn dan naar het UZ Antwerpen gegaan, waar ik nog
dezelfde dag een MRI-scan kreeg. Ja, en daar zagen we
wat er aan de hand was ... Een verpleegkundige kwam
tegen mijn ouders vertellen dat ik een hersentumor had.
Dat was wel even schrikken voor hen. Ik mocht die dag
nog mee naar huis, maar werd de volgende dag reeds opgenomen
in het ziekenhuis. Op 20.09.1989 ben ik dan geopereerd.
Het was bang afwachten voor mijn ouders, want het was
"kantje, boordje." Ik kon na mijn operatie niets meer
zeggen, op een paar woorden na. Ik werd na een maand
ontslagen uit het ziekenhuis. Daar stonden mijn ouders
dan met mij in hun armen...
Daarna ben ik 6 weken lang bestraald gedurende 30 sessies.
Ik heb ook logopedie en kinesitherapie gehad om alles
terug te leren. Door mijn wilskracht wilde ik terug
naar school want ik miste mijn vriendjes enorm. Dus
ben ik in mijn rolstoel naar school gegaan. Maar ja,
na een jaar recuperatie thuis, kon ik niet meer mee
op school. Daarom ben ik naar de Merode school in Antwerpen
gegaan, type 8 van het buitengewoon onderwijs. Daar
kon ik wel volgen en heb daar 3 jaar les gevolgd.
Na die 3 jaar ben ik naar Berkenbeek gegaan in Wuustwezel.
Dat was dichter bij huis en gemakkelijker voor mijn
ouders. Daar bleef ik 2 jaar. Inmiddels was ik 13 .
Dan ben ik terug naar het gewoon onderwijs gegaan. Ik
ben in Essen naar het Mariaberg-instituut gegaan en
had het eerste jaar heel veel geluk met mijn klastitularis,
die mij enorm gesteund en geholpen heeft dat jaar. Mijn
tweede jaar was minder goed: ik had een andere klastitularis
die mij niet echt mocht. Dat jaar kwam er dan nog bij
dat men tijdens een onderzoek ontdekte dat mijn hypofyse
niet meer werkte. Dat was een gevolg van de bestralingen.
Daardoor maakte ik geen hormonen meer aan en ook geen
kalk. Dat was voor mijn ouders weer even slikken. Er
kwam dan nog bij dat mijn juf mij niet geloofde, want
ik zat dat jaar meer in het ziekenhuis dan op school.
Mijn juf had tegen mijn vriendinnetjes gezegd dat ik
thuis zat voor mijn plezier , terwijl ik in het ziekenhuis
aan een infuus lag. Ik heb mijn jaar daar afgewerkt
en ben van school veranderd.
Dan ben ik naar de Rijksschool gegaan, maar ook daar
had ik hetzelfde probleem. De leerkrachten hadden ook
daar geen begrip voor mijn situatie. Ik heb dus mijn
derde jaar afgewerkt, en wist niet meer wat me nadien
te doen stond. Mijn moeder heeft dan via kenissen een
boekje met scholen in Nederland gekregen. Daar vond
ik wat ik zocht: een school in Breda waar je dierenverzorging
kon volgen. Dat was helemaal voor mij! Ik heb 2 jaar
dierenverzorging gevolgd in Breda. Dat was "keitof"
en ik ben afgestudeerd als dierenverzorgster!
Maar ja, toen ik moest gaan werken was er weer een ander
probleem. Mensen vertelden ons dat mensen met niet aangeboren
hersenletsel (NAH) doorgaans niet in aanmerking kwamen.
Mensen met NAH leven meestal van een uitkering. Ik kreeg
ook begeleiding van "De Ploeg" in Brasschaat. Iemand
van "De Ploeg" gaat dan voor jou werk zoeken en komt
één keer per maand meedraaien in het bedrijf waar je
werkt. In het begin had ik het moeilijk omdat ik gewoon
mijn geld wilde verdienen en niet wilde afhankelijk
zijn van een uitkering. Ik heb met "De Ploeg" op drie
plaatsen gewerkt. Het klikte echter niet volledig tussen
de begeleidster en mij. Op een gegeven moment ging het
niet meer tussen ons en wij hebben dan een gesprek gehad
met de verantwoordelijke. Het kwam erop neer dat ze
niet meer met mij verder wilden werken en de begeleiding
werd stopgezet. Want ik was een moeilijk persoon. Ik
was woedend!
Op zoek naar een andere oplossing kwamen we bij "Clara
Fey" uit in Brecht. We zijn daar gaan praten met Gerd
Milbou. In het begin waren er ook moeilijkheden tussen
Gerd en mij. Die behandelde mij net als mensen met een
mentale of motorische zware handicap. Dat liep helemaal
mis. Ik heb haar dat ook gezegd, want ik pikte dit niet.
Ik ben een gewoon mens dat alles kan, maar op mijn tempo.
Ik heb haar dat heel duidelijk gemaakt en sindsdien
gaat het zeer goed tussen ons. Dankzij haar werk ik
nu op 3 plaatsen en dat bevalt me prima. Ik werk op
een zorgboerderij, een rusthuis en in een handwerkwinkeltje
in Essen.
Ik ben nu 25 jaar en ik heb het er soms nog moeilijk
mee.
Eva
Mijn dochter Eva - thans 48 jaar oud - werd in 2000
geopereerd wegens longkanker.
Na enkele maanden deden zich metastasen in de hersenen
voor die inoperabel bleken en die enkel bestraald werden.
Wij kregen toen een prognose van ongeveer 9 maanden
levensverwachting te horen.
Tot onze grote vreugde is zij in leven gebleven, aanvankelijk
zelfs zonder veel merkbare schade. De laatste jaren
gaat het niet goed met haar: ze kan nog met moeite stappen,
elke oneffenheid - laat staan trappen lopen - is onoverkomelijk
zonder hulp. Ze valt om de haverklap en raakt niet recht
zonder hulp. Ze heeft geheugen- en concentratieproblemen.
Ik heb mij zo goed mogelijk geïnformeerd over niet aangeboren
hersenletsel (NAH) en mij de voorlichtingsmap van het
Steunpunt Expertisenetwerken (SEN vzw) aangeschaft.
Ik heb mij geabonneerd op hun nieuwsbrieven, zodat het
ziektebeeld mij theoretisch vrij goed bekend is. Ik
ben echter op mijn honger gebleven voor wat de praktische
omgang met het probleem betreft, of ook revalidatiemogelijkheden.
SEN richt zich blijkbaar alleen tot professionele hulpverleners.
Ik heb goede hoop dat Werkgroep Hersentumoren vzw ons
op weg kan helpen, al was het maar om ervaringen uit
te wisselen.
Noot van de redactie:
WG-HT vzw organiseert jaarlijks een 4-tal lotgenotencontacten,
waarbij telkens een onderwerp behandeld wordt dat interessant
is voor (ex-)hersentumorpatiënten en hun naasten. Ook
de uitwisseling van ervaringen komt aan bod. Men kan
onze vereniging ook altijd bereiken via het GSM-nr 0495
303 511 voor een luisterend oor. Gedurende de schoolperiodes
zijn wij ook altijd bereikbaar op ons e-mail adres info@wg-hersentumoren.be
.
Ronald
Dit werk werd geschilderd in 2004, ik was toen nog niet
ziek, enfin, niet bewust ziek. Maar toch was er een
kracht in mij die me vertelde dat ik dit "idee" moest
uitwerken! De mens die zijn ware aard verbergt achter
een masker, die zichzelf niet graag bloot geeft omdat
hij zich dan te kwetsbaar voelt. Iedereen is in staat
een medemens te bedriegen, maar de dood kun je niet
bedriegen! Het heeft geen zin je te verbergen, wat of
wie je ook bent, uiteindelijk ondergaan we allen hetzelfde
lot! Daarom juist wil ik mensen aansporen zichzelf te
blijven en open te zijn, ondanks de schade en schande
die we soms ondervinden door omstaanders. Trek gewoon
je conclusies daaruit. Het zijn "levenslessen"!
In april kreeg ik voor het eerst te horen wat er met
me scheelde. Ik kreeg tintelingen in de linkerhand en
spasmen. Mijn huisarts stuurde me direct door naar een
neuroloog. Die zij dat het om "ontladingen in de hersenen"
ging. Lolbroek als ik ben, vroeg ik of ik gek aan het
worden was... Toen hij me zei dat het ernstig was rinkelde
een belletje. Ik antwoordde meteen: "Oei, ik zal geen
jaar oud worden!". Waar kwam dat idee plots vandaan?
Wel, toeval of niet, een tijdje voordien had ik een
droom. Er werd mij een identiteitskaart voor de voeten
gegooid, die ik moest oprapen. Die identiteitskaart
behoorde toe aan mijn grootvader, die stierf op -jarige
leeftijd aan longkanker. Hij was lasser op een scheepswerf
en in die tijd was er nog geen sprake van afzuigkappen
voor giftige gassen. Was die droom een voorteken? Toeval
dat ik in 1956 geboren ben? Na een eerste scan viel
het verdict al snel: een kwaadaardige hersentumor!!!!
Paniek alom! Alles verliep vanaf toen in sneltempo.
Ik heb meteen bij vrienden, familie en dokters inlichtingen
ingewonnen en iedereen raadde me aan me te laten opnemen
in het UZ Gent. Het neurochirurgisch team staat onder
leiding van Prof. Dr. Caemaert. Dr. Kalala ontfermde
zich over mij en organiseerde zo vlug mogelijk een operatie.
Met alle gevolgen vandien. Geen keuze! Ik vroeg de Dr.
heel open en eerlijk te praten, ik wou de realiteit
onder ogen zien. Mij moeten ze geen foefjes wijsmaken!
Dat respecteerde hij altijd. Op die manier kon ik me
steeds weer aan de "werkelijke" situatie aanpassen,
zonder hoop te stellen in iets wat werkelijk niet kan.
Ik ben daar dankbaar voor. Het was soms hard, bikkelhard,
maar anders is het zinloos, ik moet me neerleggen bij
mijn lot, hoe hard ook! Na drie operaties, samen goed
voor 21 uur, een dertigtal bestralingen met tegelijkertijd
chemotherapie (TEMODAL) ging ik een vermoeiende periode
tegemoet. Ik voelde me nooit alleen, want ik zag bij
elke sessie lotgenoten waarmee ik rustig kon praten.
Na de derde operatie mocht ik deelnemen aan de immuuntherapie
in Leuven. Daar was ik heel blij mee. Een nieuwe kans?
Helaas hielp er niets bij mij. Anderen hadden dan weer
meer geluk. Zij lopen al 4 jaar rond met TEMODAL. Gelukkig
voor hen! Waarom ik dan niet? Gewoon omdat dit mijn
lot is! Toch geef ik niet op!!!!! De tumor evolueert
zeer traag.
Hydrea en mannelijke hormonen vertragen een beetje de
groei! Op 16 juni hoor ik meer. Een nieuwe hersenscan...
Inmiddels ben ik fysiek niet meer dezelfde. Ik kan bijna
niet meer stappen en men voorziet bij mij toch een complete
verlamming van de linkerzijde. Maar ik heb nog de moed
om te genieten van hele "kleine" dingen, die voor mij
héél belangrijk zijn! Familie en vrienden zien, en met
ze praten. Mijn kinderen zien! Schilderen en wat kunst
bekijken, een passie van mij.
Mijn euthanasie is geregeld voor het ergste geval! Dit
was een hele grote stap, maar toch kon ik het aan, na
weken twijfelen.... Ik had wel een heel goede therapeut
in Oostende. Bedankt Patrick, je was een steunpilaar
waarmee ik alles kon bespreken!
Een tweede schilderij dat mensen bewust moet maken om
elke dag te genieten, hoe moeilijk het soms is, is in
de maak. Het moet nog af, en zelfs de inspiratie voor
een derde werk ontbreekt me niet!
Laat je niet afschrikken door mensenschedels: ze zijn
een deel van ons! Stel vertrouwen in de medische wereld,
die mensen zijn er om ons te helpen en ik heb altijd
het gevoel gehad dat ze ALLES probeerden. Volg hun goede
raad op en misschien heb je meer geluk dan ik. Het leven
is het proberen waard! Enjoy life!
Ronald, 13 juni 2008. Ik schilder nog steeds...
Jan en Greta
Sedert augustus 2003 is mijn man om medische redenen
vervroegd op rust gesteld. Hiervoor werkte hij als hoofdcorrespondent
bij de Vlaamse radio en TV. Door zijn aandoening, een
hersentumor, kon hij zijn beroep niet langer uitoefenen.
Hij is bestraald geweest, waardoor hij blijvende oorschade
heeft opgelopen. Deze bestraling heeft enkele jaren
later ook voor 2 beroertes gezorgd. Dit heeft tot gevolg
gehad dat hij de rechterkant van zijn lichaam niet meer
voelt. Hij heeft er heel wat kiné op zitten om zijn
rechterbeen terug te leren gebruiken om te stappen,
maar tenslotte sleept hij het toch als een blok over
de grond.
Alles wat hij rechtshandig vastneemt laat hij vallen.
Zijn spraakvermogen is er ook fel op achteruitgegaan.
Iedereen vraagt aan mij: "Wat zegt Jan?"
Zijn eerste grote liefde, de muziek, kan hij ook niet
meer beoefenen. Hij speelde namelijk gitaar en had zijn
eigen bandje.
Was dit alles nog niet genoeg? Neen! Jan had zijn eigen
huisje dat nu afbetaald was, maar heel dringend gerenoveerd
moest worden. Het dak begon te lekken, wat bij regen
voor wateroverlast zorgde. Ook de binnenkant moest verfraaid
worden. Maar dan kwam het verdict van de bank: door
zijn ziekte kan Jan geen aanspraak meer maken op een
levensverzekering. Geen levensverzekering staat gelijk
met geen geld.
Tweede verdict: ook ik als echtgenote kon geen aanspraak
maken op een lening voor renovatie. De reden: ik had
slechts een halftijdse job. Ik heb dit aangevraagd om
voor hem te kunnen zorgen, zodat het voor hem ook leefbaarder
werd. Resultaat: mijn inkomen was te laag.
We hebben ons huisje dan maar verkocht want we hebben
op niemand zijn steun kunnen rekenen. Het gevolg is
dat we nu moeten huren. De huurprijzen zijn echter hoog.
Ik was gaan informeren bij de sociale huisvestingsmaatschappij
"De Goede Woning", maar men moet 3 jaar ergens wonen
om in aanmerking te komen. Op de wachtlijst dan maar.
Derde probleem: de tweede beroerte heeft sommige hersenfuncties
uitgeschakeld, waardoor hij incontinent is geworden.
Mijn man draagt dag en nacht pampers.
Mijn jongste zoon heeft "smetvrees" opgelopen. Als je
hier nog nooit mee te maken hebt gehad ..., wel ik wens
het mijn ergste vijand niet toe! Mijn zoon is hiervoor
in therapie. Mensen vergeten wat de familiale gevolgen
van een hersentumor zijn.
Voor de rest doe ik het volledige onderhoud van huis
en tuin. Ik ga winkelen om de nodige spullen in huis
te hebben, sta in voor de verzorging, doe de administratie,
zet de vuilnisbakken buiten, ... Ik heb een zware hernia
opgelopen, met verlammingsverschijnselen aan mijn linkerbeen.
Maar toch moet ik alle taken op mijn schouders blijven
nemen.
Wat de familie betreft: Jan heeft 3 zussen, en ook zijn
moeder is bij leven en welzijn. Ze kan nog steeds haar
hobby’s doen. Wij hebben op geen enkele wijze op steun
van hen kunnen rekenen. Zij hebben in al die jaren nog
geen enkele keer gevraagd of ze eens konden helpen,
laat staan dat ze hem komen bezoeken als hij opgenomen
wordt in het ziekenhuis. Zelfs met de verhuis deden
ze alsof hun neus bloedde. Zij verwachten dat ik om
hulp vraag, maar ik ben anders opgegroeid.
Mijn moeder heeft 15 jaar lang haar verlamde vader thuis
verzorgd, en ook mijn zus die een mongooltje is, en
die nog steeds leeft. Als kind vroeg ik aan mijn moeder
of ik kon helpen antwoordde ze resoluut: "Dit moet je
niet vragen, er is altijd wel werk hier, dat moet je
zien kindje, het hangt slechts af van je bereidwilligheid."
Op een keer kwam de pastoor bij haar op bezoek met de
vraag waarom zij niet naar de kerk kwam. Zij antwoordde
hem: "Zie je niet hoe ik hier aan huis gekluisterd zit,
hoe kan ik in hemelsnaam nu naar je kerk komen, ik heb
de zorg van 4 kinderen, mijn verlamde vader en mijn
mongooltje." En toen sprak ze de wijze woorden: "Als
iedereen doet wat ik doe, zou de wereld misschien wat
beter draaien, en God mij hiervoor niet veroordelen,
zoal jij doet."
Zo zit het ook met de commissie die over je invaliditeitsdossier
moet oordelen, terwijl ze je nog nooit gezien hebben,
en ook geen weet hebben van wat zich verder in je thuis
en omgeving afspeelt. Ik ben het niet eens met de wijze
waarop dit onderzoek plaats heeft, dat het 2 jaar in
beslag kan nemen vooraleer het gebeurt, en dat je dan
uiteindelijk een schamele 66 % krijgt.
Voor wat betreft de tussenkomst voor pampers, ergonomisch
toilet (heel belangrijk voor ons wegens de incontinentie
van mijn man), krijg ik na 1 jaar een negatief antwoord
op mijn verzoek. Reden: ontbreken van multidisciplinair
verslag! En zo verder, en zo voort ... Waar moet ik
later terecht voor mijn pensioen, want het zal berekend
worden op een halftijdse job, terwijl ik voltijds thuis
werk ?
Michel
De onwaarschijnlijke en harde realiteit! Zal me eerst
even voorstellen, ben Michel Lauwers geboren op 15/10/1974.
Wonende in het Noorden van Antwerpen. Ben geopereerd
van een Hersentumor op 12 februari 2008. Het was een
Hersentumor genoemd: temporaal astrocytoom graad 2.
Het begint ergens halverwege 2007 ik begon slechter
en slechter te functioneren. Ik hoopte dat die voordurende
hoofdpijn zou over gaan, wat een illusie! Eind dat jaar
werd ik dat kots maar dan ook kots beu ik stap met een
heel lastig gevoel naar men huisarts. Doe hem mijn verhaal
en vraag of hij echt wel in actie wil schieten? Een
14 dagen later word ik voor een dag hospitalisatie opgenomen.
De onderzoeken die dag zijn: bloed, EEG, en een MRI
scan. Uitslag een maand later op 14/01/2008. En dan
komt het, zet u maar schrap… Meneer zet u even, oei
Dokter moet ik me zorgen maken? Meneer ga toch maar
even zitten en op dat moment komen er nog een paar Artsen
binnen. Dan ga je automatisch zitten, meneer wij hebben
heel slecht nieuws voor u. Het arrogante kantje van
mij komt dan boven blijven lachen, maar niet lang hoor
geloof me. Wij willen u zo snel mogelijk opereren er
zit iets in uw hoofd dat er niet mag zitten. SLIK!!!
U loopt met een Hersentumor rond en nog niet te klein
zelfs. Geloof me op uw 33jaar is dat een serieuze slag
in uw gezicht en dat dringt in het begin zelfs niet
tot u door, daar gaan wel een aantal uur over. Als je
daar niet met geconfronteerd wordt zelf of iemand van
uw naasten, sta je daar niet direct bij stil, of wel?
Hoewel grootmoeder langs mijn super pappa zijn kant
er ook aan overleden is. Die Neurochirurg was een man
van Nederlandse afkomst gaf enorm veel vertrouwen maar
ik vond hem te jong, schatting één, twee, drieënveertig
jaar Max. Met alle respect maar als ze men hoofd gaan
openleggen ga ik godverdomme op ervaring af. Tweede
opinie in het Antwerpse Middelheimziekenhuis. De Neurochirurg
daar en ga nu geen namen noemen, die man heeft geen
publiciteit nodig. Hij straalt alle rust en kalmte uit,
neemt al de tijd die zijn patiënten van hem verwachten,
ronduit super die man! We zijn ondertussen eind januari
2008 en krijg op een moment iets meer dan een weekend
de tijd om te beslissen om op 12/02/2008 geopereerd
te worden. Heb geen keus dus gaan we er maar voor! En
dit keur ik niet goed van mezelf maar voor mij was het
een vluchtweg. Ik wist het met zekerheid een maand voor
de operatie, sliep niet meer dronk een fles tot een
fles en half wodca leeg per dag. Was een lopende tijdbom,
angst zweedaanvallen langs geen kanten te genieten in
de omgang met ander mensen. Heb gedurende die maand
vooraf alleen maar liggen wenen zoals een klein kind.
Zoiets wil je en kan je moeilijk onder ogen zien ook
al kreeg ik "en masse" veel steun langs alle kanten.
Die Hersentumor was nog ok, maar het idee dat ze uw
hoofd gaan openleggen. Dat is niet te doen die gedachten
daar ga je onderdoor geloof me. Mijn lotgenoten zullen
dat één voor één bevestigen. Uiteindelijk is die operatie
goed afgelopen waarvoor dank aan Dokter Dua en zijn
medisch team!!! Jullie waren één voor één echt super.
In elk geval ik wens dit niemand toe emotioneel, psychisch
en na de operatie bijkomend fysisch is dat een HEL waar
je door moet. En uw naasten doen hun best om u te begrijpen
maar kunnen dat helaas niet. En de nasleep is ook niet
te onderschatten, wij als Hersentumor patiënten vallen
voor de Belgische wetgeving onder mensen met een handicap.
Ja hoor dat komt ook hard aan die benaming maar het
is nu zo. Je moet alleen vechten om iets gedaan te krijgen
van de Overheid. En zijn dan dingen waar je recht op
hebt, tot op de Arbeidrechtbank toe moet ge u gaan verantwoorden.
Alsof je nog niet genoeg hebt moeten doorstaan komt
er dat ook nog bij. In mijn geval zien ze dan een man
van op heden dat ik dit verhaal schrijf, 35jaar en bij
de 2meter lengte. Komt niet echt geloofwaardig over
op een Rechtbank. Want uiterlijk ziet u niks aan mij
maar de problematiek is er wel hoe dan ook! Dan mag
je een neuro-psychologisch onderzoek laten uitvoeren.
Op zich geen probleem want het is er, ik sta niks uit
men nek te slagen. In Brussel redeneren ze anders aahhh
u hebt al uw ledenmaten nog dan vegen ze dat van tafel.
Verder dan dat kijken ze daar niet, begrijpen wie begrijpen
kan? Heb een zelfstandig statuut en op Vlaams niveau
herkennen ze mijn handicap. Op federaal niveau niet,
kan u mij het verschil uitleggen??? We zijn iets meer
dan twee jaar verder laat ons hopen dat ze waar ik recht
op heb met terugwerkende kracht uitbetalen. Op financieel
vlak is een Hersentumor ondergaan niet interessant,
echt niet. Wat een gevecht in dit land ik heb hier geen
energie voor en ook de moed niet. Het is al vermoeiend
genoeg geweest en nog steeds dat deze zever eigenlijk
echt kan missen. Goed ga stilaan men verhaal afsluiten
maar tot slot wou ik toch nog even iets meegeven aan
diegenen die het nog moeten ondergaan en al ondergaan
hebben. Uit eigen ervaring en dit meen ik oprecht en
uit de grond van men hart. Zoek op tijd externe hulp,
je kan dat niet alleen verwerken we hebben het geluk
dat er ondertussen psychologen beschikbaar zijn die
expliciet getraind zijn voor mensen met Hersentumoren.
Spreek voor mezelf nu, ik maak daar momenteel nog steeds
gebruik van. In mijn geval is dat een vrouw en dat is
echt een supervrouw! Zondag 30 mei 2010
Sumitra
Het verhaal van Sumitra Het verhaal begint op het einde
van 2007. Ik was net afgestudeerd en we woonden toen
nog niet samen. Sumitra was net teruggekomen van een
reis naar haar geboorteland India. Ongeveer een 2-tal
weken na haar reis bleef ik tijdens het weekend bij
haar slapen in haar studio. Die nacht kreeg ze een zware
aanval. Ze gilde het uit en haar lichaam spande zich
zodanig op dat ze in brughouding in haar bed lag. Luttele
seconden later begon ze hevig te schokken en stond er
schuim op haar lippen. Ik had op dat moment geen idee
wat er aan de hand was en in paniek belde ik m’n moeder
om te vragen wat ik moest doen. Op haar aanraden heb
ik toen de ambulance gebeld. Tijdens het wachten probeerde
ik haar wakker te maken, maar dat was blijkbaar geen
goed idee. Telkens ze even wakker werd kreeg ze een
paniekaanval en keek ze me angstig aan alsof ze een
geest zag staan. Toen de ambulance eindelijk ter plaatse
was, probeerde men haar te onderzoeken. Dit was echter
geen eenvoudige klus aangezien ze nogal vrij fel tegenspartelde.
Buiten koorts kon men op dat moment verder niets abnormaals
vinden. De aanval die ze had gehad zou een reactie geweest
kunnen zijn van de anti-malaria pillen die ze moest
innemen toen ze door India trok. In elk geval, moest
er nog iets voorvallen, we mochten altijd langs de spoeddienst
van het St. Vincentius ziekenhuis in Antwerpen passeren.
Ik herinner me nog goed dat Sumitra tegen het krieken
van de dag tegen me begon te babbelen en zei dat ze
zich niets herinnerde van wat er zich die nacht allemaal
had afgespeeld. “Het is niet erg, jongen, er is niets
aan de hand, je moet niet huilen om mij”, dat is wat
ze toen zei.... Ondertussen had ik ook al haar ouders
verwittigd van de gebeurtenissen. Ze zijn zo snel mogelijk
gekomen en samen hebben we Sumitra kunnen overtuigen
om toch maar naar de spoeddienst te gaan omdat de koorts
maar bleef aanhouden. Daar aangekomen is men onmiddelijk
begonnen met verdere onderzoeken. Men dacht aanvankelijk
dat Sumitra een serieuze griep had of een of andere
infectie opgelopen had in India. Ze vonden echter niets
van bacteriële aard terug maar er waren wel tekenen
van een virale infectie. Men heeft toen een volledige
baxter Zovirax door haar doorgejaagd en de koorts begon
dra te dalen. Ondertussen begon men ook andere pistes
te bewandelen en toen kwam daar voor het eerst de onthutsende
waarheid aan het licht. Hoewel alle lichaamsvloeistoffen
geen abnormale waarden vertoonden, was er op een scan
van haar hoofd toch iets te zien dat daar niet hoorde.
Er waren 2 letsels te zien aan zowel de linker als de
rechter hersenhelft, ter hoogte van de slapen. Deze
waren naar alle waarschijnlijkheid de oorzaak van de
epileptische aanval die ze die nacht had gehad. Het
nieuws was verschrikkelijk, ze had niet 1 maar wel 2
tumoren in haar hoofd. Alsof 1 al niet erg genoeg was...
Al vrij vroeg was duidelijk dat er niet veel opties
waren. Er werd toen wel geen biopsie genomen om zekerheid
te hebben van wat die letsels nu precies waren. Men
is van de veronderstelling vertrokken dat Sumitra waarschijnlijk
toch een of andere exotische infectie had opgelopen
die littekens op haar hersenen had achtergelaten. Men
heeft dan maar besloten om eerder een afwachtende houding
aan te nemen en haar situatie op geregelde tijdstippen
te controleren. Aanvankelijk moest ze 3-maandelijks
op controle komen, vervolgens een half jaar later en
dan een jaar later. Het is na die eerste controle dat
men ook de diagnose aangepast heeft en in de richting
van een tumor is beginnen denken en reageren. De letsels
bleven onveranderd en men begon de denkpiste van een
astrocytoom van lage gradatie te volgen. Tegelijkertijd
kreeg ze ook een anti-epilepticum voorgeschreven om
haar aanvallen onder controle te krijgen. Men is begonnen
met een klassieker, nl Depakine. De eerste maanden ging
dat vrij goed, maar ze begon algauw last te krijgen
van duizeligheden, misselijkheid, concentratiestoornissen
en geheugenverlies. Men is vervolgens overgeschakeld
naar Lamictal, wat ze de rest van haar veel te korte
leven heeft moeten innemen. Ze is nooit echt helemaal
vrij geweest van aanvallen. Ze had ongeveer elke maand
minstens 2 nachtelijke aanvallen in dezelfde aard als
die ene bewuste aanval, alleen was de intensiteit ervan
veel lager. Pikant detail, de aanvallen traden altijd
op tijdens de eerste week voor/na haar menstruatie cyclus
(verhoogde oestrogeen concentratie verlaagd de concentratie
lamotrigine in het bloed, wat het risico op aanvallen
doet toenemen) of tijdens momenten van verhoogde stress.
Ik heb dit gegeven dikwijls bij haar eerste neuroloog
aangehaald, maar ik heb altijd de indruk gehad dat die
mij niet ernstig nam. Het is pas de 2de neuroloog die
dat wel ernstig nam en haar dosis onmiddelijk bijna
verdubbelde. Het jaar 2008 is nagenoeg vlekkeloos verlopen.
De controles waren telkens goed, enkel de maandelijkse
aanvalletjes waren er nog steeds, maar je kon er bijna
je klok op afstemmen, zo regelmatig waren ze. In dat
jaar zijn we ook gaan samenwonen. We durfde vooruitzien
en hardop dromen. De situatie zag er goed uit, er was
geen verandering waar te nemen en er was ook absoluut
geen teken dat dat zou veranderen. In januari 2009 was
er even een dieptepunt. De dagen na een aanval had Sumitra
vaak last van dromen en beelden uit haar jeugd die haar
steeds achtervolgden. Het waren vaak losse herinneringen
en beelden waar ze niet onmiddelijk een verband kon
tussen vinden. Dat frustreerde haar dikwijls en toen
begon ze zich toe te spitsen op het herontdekken van
de band tussen die beelden en haar herinneringen. Op
een bepaald moment in januari was ze bij haar ouders.
Ze had enkele dagen daarvoor net een aanval gehad en
had weer van die droombeelden over een bepaald sprookjesboek.
Ze dacht dat wanneer ze dit boek zou terugvinden, haar
herinnering zou terugkomen. Wat er precies gebeurd is
weet ik niet, maar blijkbaar zou ze dat bewuste boek
gevonden hebben en is ze tilt geslagen. Ze is beginnen
roepen tegen het boek, ze heeft er op geklopt en mee
gegooid en is dan beginnen te hyperventileren. Een heel
vreemde ervaring die ik nog steeds niet volledig begrijp.
In elk geval, we hebben toen opnieuw de hulpdiensten
moeten inschakelen. Toen hebben we ook onze 2de neuroloog
leren kennen.... De tumoren waren nog steeds hetzelfde
en er was nog steeds geen vuiltje aan de lucht. De 2de
helft van 2009 was met gemengde gevoelens. Sumitra was
net ontslagen van haar werk, het budget was op maar
dat is niet met die woorden gezegd. Allesbehalve een
pretje en zeker omdat het net een week voor het allerleukste
moment van het jaar was aangekondigd. Dat fantastische
moment was onze grootste reis ooit naar het eiland Mauritius.
Dat was een heerlijke tijd, zeker omdat daar ook het
grootste plan van ons leven is ontstaan, namelijk een
trouwpartij!!! Niemand kon zich toen inbeelden welke
afschuwelijke verschrikking ons in 2010 boven het hoofd
zou hangen. Begin 2010 hadden we al tekenen van verandering
moeten zien. Sumitra was altijd al iemand geweest die
met een vrij hoog tempo sprak. Daardoor struikelde ze
nogal regelmatig over haar woorden. Maar begin 2010
begon dat toch een graadje erger te worden. In maart
2010 begon het echter alsmaar duidelijker te worden
dat er iets niet juist was. Naast de moeilijkheden met
spreken, begon ze ook steeds moeilijker haar woorden
te vinden. Zelfs een tekst aflezen ging niet meer zonder
horten of stoten. Bovendien begon ze ook een vreemd
gevoel te krijgen in haar rechterhand en -voet. Tintelingen
als bij een slapende hand of voet, maar het ging niet
voorbij. Na veel bloed, zweet en tranen heb ik haar
eindelijk kunnen overtuigen om haar controle toch wat
vroeger te nemen. Nog geen dag later kreeg ze al telefoon
van de huisdokter dat ze dringend naar het ziekenhuis
moest komen in verband met haar laatste scan. Ik moet
eerlijk zeggen, ik voelde toen de onweersbui al ferm
hangen. Sumitra bleef er echter verdacht kalm bij. Ik
moet toegeven dat ik niet goed wist of ze het nu besefte
wat er aan de hand was of niet. In elk geval, toen we
op de spoed aankwamen was het onmiddelijk duidelijk.
Opnieuw een mokerslag, er was een derde tumor bijgekomen
en nu een die er absoluut niet goedaardig uitzag. De
“oude” tumoren waren mooi afgelijnd, maar deze was dat
absoluut niet. Een diffuse massa met hier en daar een
uitloper die dieper de hersenen in trok. Vanaf dat moment
is alles eigenlijk in een zeer snel tempo verlopen.
Ze heeft onmiddelijk de hoogste dosis Medrol gekregen
om de druk in haar hoofd te verlagen. Na een aantal
onderzoeken kwam het loodzware verdict. We werden uitgenodigd
bij de neurochirurg. Het was niet te opereren wegens
een te groot risico voor ongewenste en blijvende letsels.
De oude tumor lag in een gebied rijk aan belangrijke
bloedvaten, de nieuwe recht in het spraakgebied. Ik
schrijf oude tumor omdat degene aan de rechterzijde
nog steeds onveranderd was en kleiner dan de andere
2. Het was niet de bedoeling om die te gaan behandelen
op dat moment. Het was gewoonweg verschrikkelijk om
dit te horen... Het eerste wat op het programma stond,
was de biopsie. Ze heeft hier niet al te veel last van
gehad. Geen pijn en de wonde genas heel mooi. Ongeveer
een kleine week later was het resultaat bekend: astrocytomen
van de 2de en 3de graad. Aangezien ze op zeer ongunstige
plaatsen gelegen waren, was bestraling, gevolgd door
een chemokuur de enige optie die mogelijk was. Het heeft
nog gemakkelijk 3 weken geduurd alvorens de eerste bestraling
werd uitgevoerd. De eerste sessie verliep vlekkeloos,
maar naarmate de bestraling vorderde, werden de symptomen
alsmaar erger en ging haar situatie pijlsnel achteruit.
Ze was zeer vermoeid en stappen ging bijna niet meer.
Op een bepaald moment moest ik haar de trap op en af
dragen, het ging gewoon niet meer. Na de 11de sessie
heeft men haar opgenomen omdat ze zo steil achteruit
ging. Ze is nooit meer terug naar huis gekeerd... Haar
laatste dagen in het ziekenhuis waren hartverscheurend.
De eens zo levenslustige Sumitra was gewoonweg leeggezogen.
Ze was enorm vermagerd, echt vel over been. Ze reageerde
zeer slecht op prikkels. Woensdag 12 mei 2010 is ze
nog wakker geweest en heeft ze iedereen die in haar
kamer aanwezig was nog eens zeer strak aangekeken. Ik
zal die blik nooit vergeten, zo ijskoud, star en haast
wezenloos. Nadien draaide ze zich om, pinkte een traantje
weg en viel terug in slaap. Diezelfde nacht is ze nog
een laatste keer wakker geworden om me de meest innige
omhelzing ooit te geven. Ik wist het op dat moment nog
niet goed, maar het was haar laatste... Donderdag 13
mei 2010 kwam dan het slechtste nieuws dat iemand ooit
te horen kan krijgen: haar neurologisch beeld was steil
achteruit gegaan en we moesten ons voorbereiden op het
definitieve afscheid. Op vrijdag 14 mei 2010 viel de
duisternis voorgoed. Omstreeks 11.30 blies Sumitra in
bijzijn van haar liefhebbende ouders, schoonouders en
mezelf, haar laatste adem uit. Een zeer aangrijpend
moment dat me nooit meer zal loslaten. Terwijl ik met
m'n hand door haar haren streek, glipte ze weg uit deze
wereld.... Haar leven glipte door m'n vingers, als de
laatste zandkorrels uit haar Zandloper des Levens....
Het voelt allemaal zo verkeerd aan. We hadden samen
trouwplannen en nu moesten we voor een begrafenis zorgen....
Dit is zo verkeerd, ze had op 2 mei net nog haar 27ste
verjaardag kunnen vieren, maar het was zo zielig, ze
kreeg zelfs haar lievelingseten niet meer binnen. De
bestraling had ook haar speekselproductie aangetast,
waardoor ze haast niet meer kon slikken. Er zijn gewoonweg
geen woorden voor om dit te beschrijven... Sumitra heeft
dikwijls met me gepraat over wat er nu precies met haar
aan de hand was. Ze heeft zich altijd sterk gehouden,
iets wat ikzelf ook geprobeerd heb. Toch brak ik op
een bepaald moment. Op een zekere nacht, een van haar
laatste nachten thuis, moest ze bijna elk uur naar het
toilet, maar ze was niet meer in staat om dit zelf te
doen. We hebben toen samen elk uur van de nacht gezien.
Ze zat op het toilet maar ze kon zichzelf niet rechthouden
waardoor ze ineens voorover van het toilet viel. Ze
begon toen hard te huilen en ik kon mezelf ook niet
meer inhouden. Het was zo'n zielig zicht en dat gehuil
zo hartverscheurend, dat we samen een potje gehuild
hebben.... Ik zal Sumitra nooit vergeten. We hebben
bijna 8 jaar van elkaar kunnen genieten. We zijn nu
4 maanden verder, maar het voelt nog steeds aan alsof
het gisteren was. Het zijn diepe wonden die in ons allen
geslagen zijn.... Langzaam helen de wonden die de dood
van mijn lieve schat heeft achtergelaten. Het zullen
littekens worden die me voor eeuwig zullen herinneren
aan de veel te korte tijd dat we samen hebben mogen
zijn ***** Als een spin waarvan het web is vernield,
voel ik me nu Draadje per draadje moet ik m'n web terug
opbouwen Met als bouwplan die prachtige herinneringen...
**** De tijd is onverbiddelijk en tikt meedogenloos
verder De wereld rond je verandert terwijl je zelf stil
staat Maar eens komt de slinger terug en pikt je dan
op *** Ik treur niet om wat geweest is Maar om wat niet
meer kan zijn ** Gevangen in een tweestrijd tussen hart
en rede * Onze toekomst lag in ons verleden Maar ons
verleden ligt niet meer in de toekomst
Jessy
Vlak na mijn dertigste verjaardag kreeg ik de diagnose
dat ik een hersentumor had. Op twee december 2010 heb
ik uit het niets in de auto (onderweg naar het werk)
een epilepsieaanval gekregen en zo werd de tumor ontdekt.
Gelukkig had het die nacht heel veel gesneeuwd en reed
ik heel traag waardoor het vooral om blikschade ging.
Het ongeval vond plaats op de N41 richting Sint-Niklaas.
Aan de lichten in Hamme moet ik al een kleine epilepsieaanval
gekregen hebben. Een fietser had toen de ambulance gebeld.
Maar ik vond dat niet nodig en reed door. Het is de
ambulance die op zijn terugweg mij meegenomen heeft.
In de ambulance maakte ik opnieuw een epileptisch insult
door, deze keer een zware. De ambulance bracht mij naar
het AZ Nikolaas. Ik werd wakker op de afdeling spoed
van het ziekenhuis en ik kreeg de vraag of ik die Jessy
Borremans was van de CM? Ik stelde de hoofdverpleegster
de vraag of ik me zorgen moest maken. Dit was een beetje
ironisch bedoeld aangezien mijn collega en ik regelmatig
tegen elkaar zeiden dat wij beter niet in de ziekenhuizen
als patiënt terecht kwamen door onze vele uiteenlopende
standpunten met de ziekenhuizen. Op dit moment had ik
nog niet door dat ik straks geen goed nieuws te horen
kreeg. Ik zag wel de bezorgde blikken van mijn echtgenoot
Stefan en mijn ouders. Dokter Siau, neuroloog, deelde
me heel voorzichtig mee dat ik een hersentumor had.
Mijn wereld viel plots in duigen. Het verklaarde de
hoofdpijnen en de vermoeidheid van de twee afgelopen
jaren. Ik stak het op de stress en de weinige slaap.
Ons jongste dochter van twee jaar oud hield ons 's nachts
veel wakker en er werd HMS bij haar vastgesteld. De
signalen waren er maar je legt niet meteen de link.
En elke huisarts kan toch moeilijk elke patiënt met
hoofdpijn onder de NMR sturen? Achteraf gezien had ik
misschien zelf initiatief moeten nemen en een afspraak
moeten maken bij een neuroloog. Maar ik wijdde het ook
aan het drukke gestresseerde leven dat eigen is aan
deze tijd. Van de periode tussen de diagnose en de ingreep
in het UZ Gent herinner ik me bijna niets meer. Het
was zo een emotionele verschrikkelijke tijd. De vastgestelde
diagnose was een donderslag bij heldere hemel met alle
emoties die daarmee gepaard gaan. Ongeloof, de onwerkelijkheid
van de hele situatie en een flinke portie boosheid en
verdriet. Kanker verrast mensen en schaadt het vertrouwen
in het lichaam en het leven. Het enige wat ik me nog
herinner is het moment dat mijn vriendin Nancy op bezoek
kwam in het AZ Nikolaas. Voordien hadden we al over
kanker gepraat en onze angsten hierover tegen elkaar
uitgesproken. Veel woorden werden er tijdens dat bezoekje
niet uitgewisseld, maar de tranen die er toen vloeiden,
zeiden alles. Het gaf me het gevoel dat ik de strijd
niet alleen moest voeren. Onze vriendschap was al sterk
maar door mijn ziekte heeft ze nog een extra dimensie
gekregen. Ik voelde mij tot aan de ingreep enorm vermoeid.
De emotionele stress, pijn, onderdrukking van angst,
bedroefdheid, het gevoel dat je hele leven ondersteboven
gehaald werd, vergen energie en dragen bij tot die vermoeidheid.
Ik had de eerste maanden niet de energie om sociaal
te zijn en heb heel wat mensen afgeblokt. Samen met
Stefan, mijn zus Tessa en mijn schoonbroer Robin gingen
we op zoek naar de arts waar ik het meest vertrouwen
in had. We hebben bij drie verschillende neurochirurgen
langs geweest om mijn situatie te bespreken op basis
van de NMR-beelden. Eigenlijk zeiden ze alle drie net
hetzelfde en was het hoogstwaarschijnlijk een laaggradige
tumor. Alleen in het UZ Gent werd ook uitgelegd wat
er ging gebeuren als de tumor kwaadaardig was. En op
dat moment was voor mij de knoop doorgehakt. Ik wilde
door dr. Van Roost geopereerd worden. In de auto hadden
Stefan, Robin en ik afgesproken dat we niet direct gingen
beslissen en thuis alles eens rustig gingen overdenken.
Ik kan niet uitleggen waarom ik onmiddellijk die beslissing
nam. Ik ga dikwijls op mijn intuïtie af en deze beslissing
voelde voor mij aan als de juiste. Ik stelde meteen
de vraag aan de specialist wanneer hij tijd had om mij
te opereren. Hij stelde voor om eind januari mij te
opereren. Een maand wachten? Neen dat wilde ik niet,
ik heb de arts gesmeekt om mij vroeger te opereren.
Hij verliet zijn bureau en liet ons enkele minuten wachten.
Toen hij terug binnen kwam, deelde hij ons mee dat hij
mij binnen twee dagen verwachtte. Hij ging me 30 december
opereren maar voegde er onmiddellijk aan toe dat hij
op 31 december voor twee weken in verlof ging. Ik heb
een blind vertrouwen in mijn neurochirurg. De professor
nam steeds uitgebreid zijn tijd om ons alles uit te
leggen en onze vele vragen te beantwoorden. Hij was
heel warm en hartelijk maar ook eerlijk en nuchter.
Dat neemt veel van de onzekerheid die bij deze ziekte
hoort weg. Goede informatie geeft vertrouwen. De eerlijkheid
en nuchterheid dragen hier ook toe bij en de menselijke
warmte schept een vertrouwensband. Op dertig december
2010 werd er onder neuronavigatorische begeleiding een
resectie van mijn hersentumor uitgevoerd. Na de operatie
moest ik een dag doorbrengen op intensieve zorgen waar
men mij om het uur of half uur uit mijn slaap haalde
om na te kijken of ik mijn handen en voeten nog kon
bewegen, hoe ik reageerde op licht in mijn ogen, enz.
Pijn had ik gelukkig niet. Ik kon nog mijn wetsartikelen
in mijn hoofd opzeggen, daardoor was ik gerustgesteld
dat het goed ging komen. Voor mijn familie was het -
denk ik - zwaarder dan voor mijzelf. Ik kon vechten,
zij waren ertoe veroordeeld machteloos langs de zijlijn
toe te kijken. Ik zal nooit de blikken vergeten van
mijn papa, mijn grootmoeder, Stefan en Tessa toen ze
na de operatie vijf minuutjes bij mij op de dienst intensieve
mochten komen. Ik weet nog dat ik ze één voor één tot
bij me riep. Ik stelde hun gerust en vertelde hen dat
ik ze graag zag. En toen ging ik terug slapen, naar
het gevoel van het stadium van zalige onwetendheid.
De dag nadien werd ik overgebracht naar de afdeling
high care waar ik recupereerde van de ingreep en die
dag kwam de chirurg langs om me mee te delen dat alles
goed verlopen was. Toen vernam ik dat hij ook nog een
kleine uitzaaiing gezien had en deze ook verwijderd
had. Vooraleer hij op verlof vertrok, heeft hij zelf
nog de drain verwijderd en het gaatje gehecht. Ik had
alleen maar respect voor die gedistingeerde man. De
prof vertelde me dat toen ze me wakker gemaakt hadden
dat ik onmiddellijk vroeg wanneer ik naar huis mocht
en wanneer ik het werk opnieuw mocht hervatten. Hij
had dit in heel zijn carrière nog nooit meegemaakt.
Ik meen me te herinneren dat hij me een pittig dametje
noemde. De tweede dag na de operatie stond ik erop dat
de plassonde verwijderd werd en liep ik tot grote verwondering
van mijn familie rond op mijn kamer. Drie dagen na de
ingreep werd ik overgebracht naar een gewone kamer op
de afdeling neurochirurgie. Ik had de hele week op de
dienst neurochirurgie een slecht voorgevoel. Ik had
de indruk dat de assistent mij iets verzweeg. Volgens
mijn familie zag ik spoken en moest ik wat positiever
ingesteld zijn. Maar zijn non verbaal gedrag tijdens
zijn dagelijkse bezoekjes gaven mij een onprettig gevoel.
Ik informeerde regelmatig of er al resultaten waren
van het labo maar kreeg steeds een negatief antwoord.
Uiteindelijk kwam het er op neer dat er om 10h op de
dag van ontslag mij meegedeeld werd dat het MOC in de
namiddag bijeenkwam. (Het MOC wordt gedefinieerd als
een multidisciplinair overleg over een oncologische
patiënt zonder de aanwezigheid van de patiënt.) Ik mocht
zeker naar huis maar het zal maar naar de avond toe
zijn. Tessa was bij me en we wisten het beiden, we krijgen
slecht nieuws. De laboresultaten waren jammer genoeg
niet positief. Het labo-onderzoek op de tumor weerhield
kwaadaardige cellen (haarden van anaplasie). Hiervoor
diende er adjuvante radiotherapeutische behandeling
opgestart te worden. Telkens als ik eraan denk hoe lang
we moesten wachten, voel ik mijn maag nog samenkrimpen.
Dit was het gevoel dat ik jaren geleden had op het ogenblik
dat ik voor de deur van het klaslokaal zat te wachten
tot het mijn beurt zou zijn voor het mondelinge examen.
Toen verwachtte ik nog dat ik na mijn studententijd
wel nooit meer last zou hebben van dit vervelende gevoel.
Wist ik veel dat het zich nauwelijks tien jaar later
voor een andere gelegenheid weer zou aandienen. En zich
vanaf dan steeds zou herhalen bij elke nieuwe controle.
Een anderhalve maand later na de ingreep zag ik de professor
voor de eerste keer terug. Toen deelde hij me mee dat
de keuze voor radiotherapie voor hem tijdens de ingreep
al gemaakt was. En bleek mijn voorgevoel dus te kloppen.
Zijn assistent wist al heel de tijd dat ik hoogstwaarschijnlijk
bestralingen moest krijgen. Ik had wel begrip voor zijn
keuze om me dit te verzwijgen aangezien hij nog geen
definitieve resultaten van het labo had. Mijn zus en
ik werden na het slechte nieuws heel goed opgevangen
door de verpleegkundige. Die jongen stond daar tegenover
twee emotionele vrouwen die tranen met tuiten huilden.
Tessa en ik herhaalden meermaals tegen elkaar ‘dit lukt
ons wel, we vechten samen tegen die kankercellen’. We
overtuigden gewoon op die manier elkaar om onze emoties
te onderdrukken en onze hoop op een goede afloop niet
op te geven. Chapeau hoe die verpleger dat gedaan heeft.
Hij vond de juiste woorden alhoewel die eigenlijk niet
bestaan. Nadien deden we nog wat telefoontjes om de
slechte boodschap over te brengen aan onze partners,
ouders en dichtste vrienden. En dan was het richting
huiswaarts.
Ik was enorm nerveus om de kindjes te zien. Emma, mijn
oudste dochter van vijf jaar, had al eens langs geweest
in het ziekenhuis en was goed voorbereid door haar tante
Tessa en papa. Zij wist dat haar mama een sjaaltje op
haar hoofd droeg en heel moe zou zijn. Wij zijn altijd
heel eerlijk tegen haar geweest. Gelukkig verstaat ze
de draagwijdte van deze ziekte niet. Ik heb de diagnose
en de behandelprocedure eerlijk met Emma besproken.
In eerste instantie spraken we van een bolletje in mama
haar hoofd. Alleen op de vraag of haar mama doodgaat,
heb ik gezegd dat dit zeker niet het geval is. Terwijl
ik daar zelf het antwoord niet op wist. Ik trachtte
zoveel mogelijk ons Emma zelf naar school te doen of
haar te gaan halen. Helaas is het te vaak voorgekomen
als Emma bij mij was dat ik door een ouder of kennis
aangesproken werd die mij bezorgd vroeg hoe het met
mijn gezondheid ging. Deze goedbedoelde uitingen van
medeleven drukte ons Emma met de neus op de feiten dat
haar mama ziek was. Ik had het niet graag dat men waar
Emma bij was informeerde naar mijn gezondheid en alle
medische ontwikkelingen. Het klopt dat een leven met
kanker vol met pieken en dalen is. Ik merk gedurende
de volgende maanden dat Emma een geestelijke groei gemaakt
heeft en steeds meer en meer besefte wat er aan de hand
is. Enkele maanden na de ingreep zei ze tegen me dat
dat bolletje eigenlijk een hersentumor is. Na mijn operatie
schrok ik dat Selène op twee weken tijd zo veranderd
was. De eerste dagen liet ze mij niet los. Het deed
deugd om thuis bij mijn gezin te zijn, ook al was de
vermoeidheid extreem. Ik trachtte Emma en Selène dagelijks
minstens één moment mijn volledige aandacht te geven.
Regelmatig ving ik een heldere glimp van de werkelijkheid
op, bijvoorbeeld als ik hoorde dat er iemand de strijd
tegen kanker verloren had. Het meest pijnlijke is dat
ik als de dood ben dat ik mijn levenstaak niet ga kunnen
volbrengen – mijn kinderen grootbrengen. Wij zijn van
nature geneigd om onze kinderen te beschermen als er
gevaar dreigt. Ik trachtte tijdens de zwaarste momenten
een goede ouder te zijn. Alhoewel ik soms het gevoel
had dat ik hierin niet slaagde omdat ik veel hulp van
buitenaf voor de kinderen nodig had. Het enige wat je
eigenlijk nodig hebt als zieke ouder is moed, hoop en
heel veel liefde. Na de ingreep kon ik het gevoel van
de dood niet loslaten. Ik was zelfs bezig met mijn begrafenis
te regelen. Ik vroeg aan Tessa of zij samen met Stefan
de kinderen wilde grootbrengen en ik maakte afspraken
met Stefan wat er na mijn dood allemaal moest gebeuren.
Ik realiseerde me plots dat Stefan na mijn dood een
andere relatie kon beginnen en besprak dit ook met hem.
Mijn bezorgdheid ging vooral uit naar de kinderen en
hun relatie met mijn moeke, mijn ouders en zus. Door
mijn ziekte kwam ik plots tot de conclusie dat het leven
eindig is, terwijl ik dat voordien niet ten volle besefte.
Nu nog denk ik er regelmatig aan en ik merk dat mijn
naaste omgeving niet graag heeft dat ik over de dood
praat. Sterven is een stuk van het leven maar sommige
mensen kunnen maar weinig vatten dat leven en dood vlak
bij elkaar liggen. Normaal was het de bedoeling dat
de bestralingen zouden starten midden maart. De radiotherapeut-oncoloog
had voorgesteld om twee maand te wachten alvorens de
bestralingen te starten. Ik moest recupereren van de
ingreep maar hier had ik toen geen oren naar. Ik wilde
direct starten om de resterende kwaadaardige cellen
te vernietigen. Naar mijn gevoel moest er direct tegen
die kanker gereageerd worden en wilde ik geen twee maand
niets zitten doen. Het enige obstakel was dat er plaats
moest zijn op de NMR. Er moest een nieuwe CT-scan en
NMR gemaakt worden om zo het bestralingsplan te kunnen
opmaken. Ik had het geluk want op de dag van de raadpleging
bij de oncoloog was er in de namiddag een plaatsje vrijgekomen
voor de NMR. Ik heb onmiddellijk toegezegd om de NMR
te laten uitvoeren. Mijn zus was hier niet mee akkoord
omdat zij het te vroeg vond na de ingreep. Toch heb
ik doorgezet. Het hield wel in dat we vijf uur moesten
wachten vooraleer ik onder de NMR kon. We hebben dan
maar met ons tweetjes rondgezworven in het ziekenhuis
en in het ziekenhuisrestaurant gaan eten. Het ondergaan
van deze NMR was echt verschrikkelijk. Ik ben tijdens
de NMR twee keer flauwgevallen. De verpleegkundige heeft
twee keer iets in mijn baxter moeten doen om mij terug
bij mijn bewustzijn te brengen. De eerste keer moest
ik 12 minuten op mijn tanden bijten en de tweede keer
nog vijf minuten. Ik heb nog nooit zoveel afgezien en
vond daar een bevalling een lachertje tegen. Op dat
moment duurde een aantal minuten een eeuwigheid. De
dokter en Tessa hadden gelijk gekregen, het was inderdaad
te snel na de ingreep. Door het lawaai en de schokken
en de koptelefoon op mijn hoofd had ik enorme hoofdpijn
die toen ondragelijk leek. Na de NMR kon ik zelfs een
tijdje niet op mijn benen staan. Het leek alsof er elk
moment een bom ging exploderen in mijn hoofd. Maar ik
was toch blij dat ik doorgezet had want dit betekende
dat de bestralingen binnen een aantal weken konden starten.
Bij de volgende afspraak op de afdeling radiotherapie
werd ik op een behandeltafel gelegd in dezelfde positie
waarin de bestraling zou plaatsvinden. Er werd een masker
gemaakt dat bij elke bestraling gebruikt ging worden.
Dit masker werd met drukknoppen achter de oren aan de
tafel vastgemaakt zodat ik mijn hoofd tijdens de bestraling
niet kon verplaatsen. Naast de NMR werd er ook een CT-scan
gemaakt om de tumorpositie te bepalen en het bestralingsplan
op te maken. De instellijnen voor de bestraling werden
met stift op het masker en mijn lichaam getekend. Deze
lijnen werden regelmatig bijgekleurd tijdens de 30 bestralingen.
De eerste bestraling vond plaats op 2 februari en de
laatste bestraling op 16 maart 2011. Ik vond de bestralingen
in het begin psychologisch zwaar door het masker. Ik
moet ook Bosse vermelden in mijn verhaal want dat knap
kereltje heeft op die weken mijn hart veroverd. Bosse
was een jongetje van 18 maand die telkens achter mij
ook voor een hersentumor bestraald werd. Omdat hij nog
zo klein was, werd hij elke dag in slaap gedaan. Ik
had zelf de indruk dat Bosse het leuk vond om met de
verpleegkundigen mee te gaan om zich te laten verdoven.
In de wachtzaal heb ik de ouders van Bosse leren kennen
en hebben we veel mooie gesprekken gevoerd. Nu houden
wij elkaar op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.
Ik kon mezelf tijdens de eerste bestralingen kalmeren
door aan Bosse te denken en me voor te houden dat het
goed is dat ik het ben en niet één van mijn twee kapoenen.
Ik kan me voorstellen hoe moeilijk het de ouders van
Bosse hadden om met het gevoel van machteloosheid om
te gaan. Het moet verschrikkelijk zijn om niet in staat
te zijn om datgene wat als ouder het belangrijkste is,
n.l. je kind van zijn kanker te laten genezen. Kindjes
verwachten van hun ouders dat zij alles beter kunnen
maken. Wij plakken pleisters op geschaafde knieën, repareren
dingen die stuk zijn en noem maar op. Maar als de kinderen
ernstig ziek zijn, moet je als ouders vertrouwen op
de specialisten. Ik kan nu zeggen dat de bestralingen
best meevielen. Enkel de vermoeidheid en de hoofdpijn
kon op sommige dagen gemeen toeslaan. Ik was één derde
van mijn haar (dat ik ondertussen kort had laten knippen)
door de bestralingen verloren. Alleen het haar van de
bestraalde hoofdhuid viel uit. De uitval begon niet
meteen en nam meerdere weken in beslag. Mijn hoofdhuid
was lichtjes verbrand. De oncoloog deelde me vooraf
mee dat het onzeker is of het haar ging terugkeren.
Hij raadde me aan om me een pruik aan te schaffen. Eerst
was hier ik niet voor te vinden maar ik ben toch een
paar keer naar een haarkliniek geweest om haarprotheses
te passen. In de haarkliniek werd me duidelijk gemaakt
dat het gebruik van het woord ‘pruik’ totaal ongepast
was. Een pruik is voor carnaval. Bij mijn bezoeken aan
de haarkliniek voelde ik me echt niet mezelf als ik
dat haarstukje ophad. Ik moet wel toegeven dat het heel
natuurlijk leek en dat het niet opviel dat het niet
je eigen haar was. Uiteindelijk heb ik me toch één aangeschaft
en moet ik eerlijk toegeven dat ik ze nooit gedragen
heb. Ik heb uiteindelijk een haarprothese aangekocht
nadat ik met mijn gezin een pannenkoek gaan eten was.
Ik had een sjaaltje op mijn hoofd waardoor de mensen
onmiddellijk de link leggen met kanker. Naast ons zaten
twee gepensioneerde koppeltjes die naar elkaar blikken
van medelijden uitwisselden. Je zag aan hun non verbale
reacties dat ze het erg vonden dat zo een jonge vrouw
met kleine kinderen kanker had. Het eerste wat ik zei
tegen Stefan toen we de koffiebar verlieten is dat wanneer
ik een pruikje ophad niemand wist dat ik ziek was. Toen
we thuis kwamen, belde ik onmiddellijk voor een nieuwe
afspraak om de haarprothese aan te kopen. Drie maanden
na de bestraling kwamen de eerste haartjes terug. Een
klein deeltje van het uitgevallen haar zal -denk ik
-niet meer terugkomen, maar dat is bij mij goed te camoufleren.
Ik was altijd een fier iemand en die trots ben ik ondanks
alles niet verloren. De bestralingen zelf duurden maximum
een kwartier. Ik werd elke dag om 7u30 bestraald zodat
ik meestal rond 9u uur terug thuis was en onmiddellijk
kon rusten. Om 15u20 haalde ik meestal Emma af aan het
school (de school is vlak om de hoek) of werd ze thuisgebracht.
Ik vond het belangrijk om ’s avonds er zoveel mogelijk
te zijn voor mijn kinderen want zij hadden ook de aandacht
en de zorg nodig van hun mama. Vijf keer in de week
werd ik vervoerd naar het UZ Gent. Drie keer in de week
deed ik beroep op het ziekenvervoer van CM, donderdags
reden mijn ouders en vrijdags mijn zus. Mijn vriendin
Miranda reed op haar vrije werkdagen met me mee naar
het ziekenhuis. Onze gesprekken deden mij deugd en verzetten
mijn gedachten omdat er niet altijd over mijn ziekte
gepraat werd. Zij hield mij op de hoogte van de laatste
nieuwtjes en zo had ik het gevoel dat ik het contact
met de buitenwereld niet verloren had. Zowel na de ingreep
als na de bestralingen wilde ik voortdoen zoals vroeger.
Twee maand na de bestralingen kreeg ik mijn klop. Ik
kon mij plots gewoonweg niet wakker houden en sliep
soms 18 tot 20 uur per dag. Ook de hoofdpijn was enorm
toegenomen. Het heeft lang geduurd vooraleer ik aanvaardde
dat ik de vermoeidheid moest beschouwen als een signaal
van mijn lichaam en dat een volledig herstel er niet
van vandaag op morgen komt. Ik zal in de toekomst moeten
leren toelaten dat ik soms daardoor eens een mindere
dag of zelfs eens een mindere periode zal hebben. Wat
de vermoeidheid betreft: dit zou in de loop van de tijd
traag afnemen, het is een proces dat volgens de specialisten
bij hersentumorpatiënten jaren in beslag neemt en volledig
verdwijnen doet het niet. Dat hoeft echter geen vermindering
van mijn levenskwaliteit te betekenen. Het een beetje
rustig aan doen en ‘naar mijn lichaam luisteren’ verrichten
wonderen. De tumor die bij mij verwijderd werd is een
oligo-astrocytoom graad 3. De kans dat de tumor opnieuw
terugkomt is heel reëel. Vandaar de radiotherapie om
het herval zo lang mogelijk uit te stellen. De neurochirurg
verzekerde me dat – indien er een nieuwe tumor zou opduiken
– hij alles zal doen om hem weg te krijgen. En dat geeft
me een gevoel van vertrouwen. Stilletjes aan begin ik
terug de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien. Ik
probeer niet te veel te denken aan het mogelijke herval.
Ik blijf wel realistisch en ik weet dat het zal terugkomen.
Maar er zijn natuurlijk ook uitzonderingen en daar hoop
ik op. Mijn artsen waagden zich niet aan voorspellingen
en dat vond ik goed. Elke patiënt is een individu op
zichzelf en geen statistisch gegeven. Er zijn altijd
mensen die het beter of minder goed doen dan verwacht.
Genezen kan ik niet. Kanker is een onvoorspelbare ziekte.
In mijn hoofd blijven kankercellen circuleren die opnieuw
de kop kunnen opsteken. Ik probeer positief te blijven
en realiseer me dat sommige mensen het veel moeilijker
hebben. We trachten mijn ziekte gewoon een plaats te
geven. Alhoewel het niet altijd even gemakkelijk is.
Natuurlijk zijn er kwade dagen en ben ik soms bang maar
ik wil er niet teveel bij stilstaan. Piekeren doe ik
meestal in bed. Er gaat geen dag voorbij of het schiet
door mijn hoofd ‘wat heb ik geluk gehad!’. Het zal voor
mij een uitdaging zijn om te leren om te gaan met de
voor mij levensbedreigende ziekte. Het terugkeren van
de tumor heb ik zelf niet in de hand. Ik kan alleen
maar ervoor zorgen dat ik geen nieuwe epilepsieaanval
krijg omdat die voor mij dodelijk kan zijn: geen stress
en mij niet te hard opwinden en liefst geen alcohol.
Ik uit me gemakkelijk en dat werkt bevrijdend. Ik denk
dat introverte mensen het veel moeilijker hebben omdat
ze hun gevoelens niet kunnen delen. Ik vind het belangrijk
dat ik over de kanker praten kan. We praten nu eenmaal
liever over goed nieuws dan over moeilijke dingen. Door
wat er gebeurd is, ben ik me heel erg bewust dat je
leven op elk moment van de dag voorbij kan zijn. Mijn
overgrootmoeder noemde de strijd tegen de kanker in
mijn hoofd een beproeving waar ik door heen moest. En
eigenlijk heeft ze gelijk: uit tegenslagen kan je leren.
Kanker is voor mij geen litteken maar een ervaring.
Ik voelde me in enkele maanden tijd vijf jaar rijper
geworden. Ik ben aangesloten bij de werkgroep hersentumoren
en het helpt mij door in contact te komen met lotgenoten
om met mijn ziekte te leren omgaan. Jessy Borremans
18-07-2011